Sinds 1743 worden de Westduinen permanent (met uitzondering van de Tweede Wereldoorlog) gebruikt voor begrazing door koeien en paarden.
Het gebied waar camping Kotestee ligt behoort tot de oudste delen van het voormalige eiland Goeree (tot 1751 bekend als het eiland Westvoorn). De Westduinen zijn naar verwachting in de vroege Middeleeuwen, rond de 7e eeuw na Christus, ontstaan. Rond die periode verdwijnen delen van het toenmalige eiland door stormen en vloeden in zee. De kust van het eiland is een relatief smalle duinstrook die dan ten westen van de Westduinen tot aan de Middel- en Oostduinen lopen. Het is een sikkelvormige strandwal met lage duintjes.
Door de wind wordt het zand over de droogliggende kleilagen heen geblazen en zo breiden de duinen zich uit van west naar oost. Deze zogenoemde verstuivingen zijn al in de 3e eeuw begonnen, blijkt uit bodemonderzoek. Oorspronkelijk liggen de Westduinen dus aan zee en zijn ze onderdeel van de kustlijn. Door de verstuiving ontstaan vanuit zeeduinen weer nieuwe binnenduinen met een golvend reliëf. Aan dit golvende patroon heeft de Westduinen tot op de dag van vandaag de lokale naam ‘hobbelweide’ te danken.
Stukje voor stukje worden delen van het eiland ingepolderd. In de 13e eeuw is de Polder Oudeland van Diepenhorst de eerste (de polder waar de Kotestee in ligt). Rondom het eiland Goeree ontstaat vanaf de 11e eeuw een nieuwe sikkelvormige strandwal voor de kust van het eiland. Het gebied tussen deze strandwal en de Westduinen is in de 15e eeuw ingepolderd (polder West Nieuwland). Door deze inpoldering liggen de Westduinen niet langer aan zee. Het is vandaag de dag het enige (grote) duingebied in Nederland dat niet direct aan zee ligt. Het onderstaande kaartje maakt het ontstaan van het gebied duidelijk (bron: De Motte (2008). Het Flaauwe Werk):
De Westduinen zijn door de eeuwen heen nooit intensief gebruikt. Hierdoor is het gebied vrijwel onveranderd gebleven. Pas in de 20e eeuw krijgt het gebied ook een militaire functie.
Tot 1743 worden de Westduinen vooral gebruikt als jachtvelden voor konijnen, zogenoemde konijnenwaranden. Het gebied wordt verpacht aan ‘duinmeiers’ die het recht hebben om konijnen in dit gebied te vangen. Ook zijn ze belast met toezicht op de wildregelgeving. Slechts enkele jaren (van 1653-1689) worden de Westduinen ook gebruikt voor begrazing.
In de 18e eeuw is er een konijnenplaag in de duingebieden van Goeree. De konijnen zouden onder andere de dijken beschadigen. In 1728 wordt er zelfs een resolutie aangenomen in de Staten van Holland en West-Friesland om alle konijnen op het eiland Goedereede uit te roeien. De bewoners nemen geen halve maatregelen, zo concludeert Tirion in 1749:
“West Nieuwland wordt ten Oosten afgescheiden van Oude Nieuwland, door de Westduinen, die, gelijk de Oostduinen, welke den Polder van den ouden Oostdijk ter andere zyde Oude Nieuwland afscheiden, weleer vol Konynen waren; dog men heeft dezelve, in den jaare 1743, geheel uitgeroeid en deeze Duinen verhuurd, om ‘er Beesten op te weiden.”
Sinds 1743 worden de Westduinen permanent (met uitzondering van de Tweede Wereldoorlog) gebruikt voor begrazing door koeien en paarden.
In latere verpachtingsvoorwaarden van de Oost- en Westduinen is sinds 1827 zelfs de bepaling opgenomen om het konijn te ‘depopuleren en gedepopuleerd te houden’.
Sinds 1743 worden de Westduinen permanent (met uitzondering van de Tweede Wereldoorlog) gebruikt voor begrazing door koeien en paarden. Er worden koeienwachters aangesteld, die in de 19e eeuw ook betaald worden om de mest te verzamelen die in de duinen wordt achtergelaten. De mest kan namelijk dienst doen als brandstof. Tot op de dag van vandaag wordt het gebied begrazen met koeien.
Volgende verhaal: Buitenplaats De Ruiterswoning